Zo snel mogelijk

Uit onderzoek komt naar voren dat de kans op herstel het grootst is in de eerste twee jaar nadat het stotteren is begonnen. Tevens laat onderzoek zien dat er met therapie meer kans is dat stotteren overgaat dan zonder therapie. Hoe langer er wordt gewacht met behandelen, hoe kleiner de kans is dat het stotteren nog verdwijnt.

Veel kinderen van 2 tot 7 jaar maken een periode van onvloeiende spraak door. Dit is niet altijd stotteren, maar kan ook normale onvloeiendheid zijn. De twee zijn niet altijd gemakkelijk uit elkaar te houden. Ouders voelen het echter vaak wel goed aan. De Stotterpraktijk sluit zich aan bij het advies van de Richtlijn Stotteren: zoek zo snel mogelijk hulp van een specialist.

Intake
Na aanmelding volgt op korte termijn een intake met ouder(s) en kind. Ouders vertellen daarin over het stotteren van hun kind. Daarna zal de therapeut met het kind een spel doen wat hij/zij leuk vindt om zo het stotteren ook te horen en eventuele reactie’s daarop van het kind te zien. In de volgende sessie is het kind niet aanwezig. Hierdoor kunnen ouders vrijuit spreken over hun zorgen, kan de therapeut informatie over stotteren geven en wordt er afgesproken op welke manier er verder behandeld wordt.

Jonge kinderen

Jonge kinderen (tot 7 jaar) worden met name op een indirecte manier behandeld. Dat houdt in dat de logopedist-stottertherapeut en ouders nauw samenwerken. De ouders worden co-therapeut, zij zijn immers de meeste tijd samen met hun kind. De logopedist geeft ouders informatie en leert ze bepaalde vaardigheden. Op afgesproken tijden kunnen de ouders thuis met hun kind aan de slag. Ze bespreken dit steeds met de logopedist. Doorgaans wordt er wekelijks afgesproken.

Keuze
In Nederland zijn twee therapieën gangbaar voor kinderen onder 6 jaar: het Lidcombe Programma en therapie op basis van het Verwachtingen en Mogelijkheden Model / Demands and Capacities Model (DCM). Zowel bij Lidcombe als bij DCM is het van belang dat gekeken wordt welke elementen van de therapie voor dit kind goed werken. Bij beide therapieën is het de bedoeling dat het kind zoveel mogelijk vloeiend spreken ervaart. De vloeiende spraak slijt in en het stotteren verdwijnt naar de achtergrond. Ouders en logopedist kiezen samen voor één van de twee methodes.

Oudere kinderen

Bij oudere kinderen, die al langere tijd stotteren, zijn vaak de reacties op het stotteren verder ontwikkeld. Er kunnen bijvoorbeeld negatieve gedachten of gevoelens van schaamte of boosheid een rol spelen. In de eerste sessies wordt dan ook uitgebreid onderzoek hiernaar gedaan. Ook nu wordt er een oudergesprek gepland om zoveel mogelijk informatie te verzamelen om de therapie zo goed mogelijk aan te kunnen laten sluiten op het kind en zijn/haar stotteren. Het zal belangrijk zijn te zorgen dat het kind uiteindelijk zo vrij mogelijk kan spreken. Daarnaast kunnen we aan de slag met het makkelijker maken van stotters.

Vaak is het stotteren in de klas ook een aandachtspunt in de therapie. We kunnen een afspraak maken om te observeren tijdens schooltijd om zo het stottergedrag daar in kaart te brengen. Ook kan de logopedist in de klas meer informatie geven over stotteren of kunnen er in overleg met de leerkracht aanpassingen gemaakt worden voor bijvoorbeeld een voorleestest.